We vinden hier enkele hoogtepunten uit de persoonlijke
geschiedenis van Daniël en
zijn vrienden, zoals: de mannen in de brandende oven, Daniël in de leeuwenkuil.
Bij deze gebeurtenissen gaat het erom, dat God Daniël en de zijnen gebruikt om te
spreken tot de koningen Nebukadnessar, Belsassar en Darius.
Hoofdstuk 7 t/m 12
In dit deel van het boek vinden we de visioenen die Daniël ontvangen
heeft en de uitleggingen, die God hem door middel van een engel daarbij gegeven heeft.
In beide delen komt Daniël naar voren als een profeet, zoals hij ook door de Heer
Jezus wordt aangeduid1.
In de Hebreeuwse Bijbel is zijn boek echter niet bij de profeten ingedeeld, maar bij
de Geschriften. De reden daarvoor zou kunnen zijn, dat Daniël een profeet was, die
niet in Israël zelf optrad als herder van Gods volk. Hij verrichtte zijn dienst in
een heidens land, zelfs aan het hof van heidense vorsten.
Bovendien sprak God door de andere profeten tot zijn volk, maar Daniël sprak tot
heidense koningen en als dat niet gebeurde, waren Gods woorden in eerste instantie
voor Daniël zelf bedoeld en pas op de lange termijn voor
anderen2!
Schrijver, tijd en plaats
Het boek is geschreven door Daniël. Wel wordt in de verhalende gedeelten over hem gesproken
in de derde persoon (hijvorm), maar als hij vertelt over de visioenen en godsspraken,
is het in de eerste persoon (ikvorm).
Het is geschreven in de tijd van de ballingschap (1:1), die begon in 606 voor
Christus, toen Nebukadnessar de eerste kleine groep Joden, met onder hen Daniël
en zijn vrienden, uit Israël gevangen wegvoerde.
Deze fase zou je Israëls dienstbaarheid kunnen noemen. In 598 BC werd de gehele
bevolking weggevoerd. Hier begon Israëls gevangenschap. Tenslotte zou in 586 BC
met de val van Jeruzalem en de vernietiging van de tempel Israëls verwoesting
aanbreken.
De tijden der heidenen - Niet langer wordt Israël gezien
als het centrum van de wereldheerschappij, waar de troon van God staat. Israël is
niet het land waar God handelend en sprekend aanwezig is, Jeruzalem is niet langer
de plaats van zijn heerschappij. De heerschappij (over de aarde) is gegeven aan
heidense machten
(Daniël 2:37,38).
Je zou kunnen zeggen, dat hier het begin is van de tijden der heidenen, waarvan
door de Heer Jezus het einde aangekondigd wordt
(Lucas 21:24).
Kenmerk van die tijd is, dat Jeruzalem door de heidenen vertreden wordt.
De geschiedenissen spelen zich af in het land Sinear (1:1; het gebied waarin Babel ligt,
vgl. 3:1) en in de vesting Susan in Elam (8:1, een oostelijke vestingstad van de
Babyloniërs, later één van de hoofdsteden van het rijk der Meden en Perzen).
Opvallend is dat waar God spreekt tot de heidense vorsten, die door Hemzelf als heersers
zijn aangesteld (vgl.3:37,38!), Hij ook hun taal spreekt. Pas wanneer het erom gaat, dat
Hij ook over deze vorsten en hun naties een oordeel gaat vellen, wordt er weer
in het Hebreeuws geschreven!
b. Het belang van het boek
Inspiratie van de Bijbel
Het boek Daniël is van belang als het gaat om 'bewijzen' voor de inspiratie van de
Bijbel. De Bijbelkritiek richt zich met name op Daniël, omdat het eigenlijk
onbestaanbaar is, dat (delen van) dit boek geschreven zouden zijn in de aangegeven
periode. Want bijvoorbeeld hoofdstuk 11 geeft een gedetailleerd overzicht van de
geschiedenis van Egypte en Syrië na het uiteenvallen van het rijk van Alexander de
Grote (320 voor Christus). De opeenvolgende koningen van de Ptolemeeën in Egypte en
de Seleuciden in Syrië en hun onderlinge conflicten worden kort maar heel treffend
in de goede volgorde tot op de laatste Seleucidenkoning Antiochus Epiphanes (168 voor
Christus) beschreven. Maar dat is wel ruim 300 jaar na Daniël ....
"Onmogelijk", zegt de wetenschap, "het boek moet na 168 voor Christus geschreven zijn,
waarbij de anonieme schrijver zijn woorden in de mond legt van de gerespecteerde
Daniël uit de overlevering". Maar de Joden in die tijd zouden het bedrog direct
doorhebben en het boek nooit als door de Geest ingegeven een plaats hebben gegeven
in de canon van het Oude Testament! Bovendien gaat deze opvatting voorbij aan Joodse
geschiedschrijvers uit de Oudheid (Flavius Josephus), die verhalen over het bestaan
van Daniëls profetieën in de tijd van Alexander de Grote.
Verbinding tussen Oude en Nieuwe Testament
Het boek Daniël is ook een schakel tussen het Oude en het Nieuwe Testament. De Heer
Jezus grijpt in zijn profetische redevoeringen (Lucas 21; Matteüs 24) voortdurend
terug op Daniël, terwijl ook de symboliek in het boek Openbaring nauwelijks begrepen
kan worden zonder dit oudtestamentische boek.
c. De persoon Daniël
Weinig bekend
We weten niet zoveel van Daniël, althans: van zijn persoonlijke geschiedenis.
Hij was van koninklijken bloede of uit een adellijk geslacht (1:3) en op jonge
leeftijd naar Babel gekomen. Hij is ook heel oud geworden, omdat hij ook de val
van Babel nog heeft meegemaakt, wat volgens Jeremia
(25:11,12)
70 jaar later zou gebeuren (en ook gebeurd is).
Slechts enkele gebeurtenissen uit zijn leven zijn bekend – hij heeft ze zelf in zijn
boek opgetekend.
De betekenis van zijn naam
Zijn naam betekent: God is (mijn) rechter en dat lijkt ook het hoofdthema van het
boek te zijn. God spreekt recht over Israël, maar ook over de volken. Hij heeft hun
een tijdlang een zekere verantwoordelijkheid gegeven om namens God en in zijn geest
over de aarde te heersen. Maar al heeft Hij wel af en toe een functioneringsgesprek,
Hij laat hen die verantwoordelijkheid tot hun tijd voorbij is. Dan zal Hij ook een
oordeel daarover vellen.
Daniëls karakter
Over zijn karakter weten we betrekkelijk veel. Hij komt, net als zijn drie vrienden,
naar voren als een moedig man, die durft in te gaan tegen het gebod van de
despotische koning Nebukadnessar (1:9vv; vgl. 3:18)
, hoewel die blijkens de geschiedenissen niet veel waarde hechtte aan het leven van
zijn onderdanen.
Ook waagt hij het om heel vrijmoedig tegen de koningen te zeggen, wat er in hun leven
mis is (4:27;
6:22).
Maar dan blijkt hij ook een innemend mens te zijn, want hij zegt het oordeel
aan op zo'n manier, dat duidelijk is, dat weliswaar de daden van de koningen onder
het oordeel vallen, maar dat God voor de persoon van de koning rust en zegen in petto
heeft ... als zij slechts luisteren.
Hij is ook een nederig mens, die God de eer geeft. Hij pronkt niet met zijn
prestaties (hoewel hij het zowel bij de Babyloniërs als bij de Meden en Perzen schopt
tot onderkoning); hij pocht niet op 'zijn' wijsheid, maar getuigt vrijmoedig dat God
inzicht heeft willen geven.
En ook in zijn houding naar God toe geeft hij Hem eer, als hij erkent dat God
gelijk had met het oordeel over de zonden van Daniël en de andere Israëlieten.
Wat hem maakte tot wie hij was
Er zijn twee factoren die Daniël gemaakt hebben tot de persoon die hij was. De eerste
factor is de Bijbel. Hij geeft er blijk van de Bijbel te lezen en te bestuderen (9:2).
Zijn gedachten worden gevormd door Gods Woorden!
De tweede belangrijke factor in zijn leven is gebed.
Hij leeft met God.
Men nam hem zijn naam die van God getuigt af en gaf hem een andere naam, die van de
goden van Babel getuigt (vgl. 4:8): Beltesassar (1:7), "Bel beschermt hem". Ongetwijfeld
was de achterliggende gedachte om hem en zijn vrienden, die ook andere namen kregen,
los te weken van hun God en in te lijven in het leger van dienaren van Bel of Baäl.
Hebreeuwse naam
Betekenis
Babylonische naam
Betekenis
Daniël
God is mijn rechter
Beltesassar
Bel beschermt hem
Hananja
begenadigde van Jahweh
Sadrach
verlicht door Rag (de zonnegod)
Misaël
wie is aan God gelijk?
Mesach
wie is gelijk aan Sach (de godin van de wellust)
Azarja
hulp van Jahweh
Abednego
knecht van Nego (één van Babels goden)
Maar deze mannen waren niet om te krijgen. Hun geloof was niet maar een uiterlijkheid.
Het eerste hoofdstuk van dit bijbelboek maakt duidelijk, dat ze hun leven verpand
hadden aan God en bereid waren om voortdurend keuzes te maken. Die werden niet altijd
door hun omgeving begrepen en brachten hen soms in voor hen penibele situaties, maar
ze wilden trouw blijven aan God - ook als ze anders waren dan anderen (vgl. Efeziërs 4:20))!
Ook aan het Babylonische hof wilden ze hun leven niet laten regeren door de daar
geldende regels, maar door de normen van God.
Hoe kostbaar is dan Gods getuigenis over deze man: "zeer beminde man" (10:11). Hij
stelt hem ten voorbeeld aan allen, zowel aan zijn tijdgenoten als aan alle latere
geslachten, als een toonbeeld van rechtvaardigheid
(Ezechiël 14:14)
en wijsheid (Ezechiël 28:3).